Het project van 2014 vertolkte het Koorboek van Eton, één van de laatste grote collecties renaissance-polyfonie van vóór de Engelse Reformatie: Rijk versierde polyfone muziek met verrassend swingende ritmes!
Het programma bestond uit:
- Salve Regina, van Robert Haycomplaynt
- Stabet Mater Dolorosa, van Richard Davy
- Gaude Flore Virginale, van Edmund Turges
- Magnificat (Regale), van Robert_Fayrfax
- Gaude Rosa Sine Spina, van Fawkyner
Lees verder de toelichting op het programma,
bekijk foto’s, de lovende recensie in het Haarlems Dagblad, luister youtube, of onderstaande citaten</> van projectleden en dirigent:
Met veel plezier kijken mijn fans en ik terug op geslaagde concerten, ter afsluiting van een eerste kennismaking met projectkoor 023. Dat is voor herhaling vatbaar.
Hulde aan het bestuur, maar vooral ook aan de dirigent; Felix dus, wat een vakman!
Henk.
Geweldige recensie! Dat is een mooie kers op de taart.
Ik verheug me op het korenlint, ben dan ook van de partij.
Michelle.
’t is een beetje een zonnestelsel, de planeten hebben een verband met elkaar maar weten het zelf niet.
Felix.
Het saeculorum is nog een beetje statig maar in het Amen komen jullie als jonge honden los!
Felix.
Dit is niet goed voor ons zelfvertrouwen…
Wolf (na een dramatische doorloop een week voor de generale).
Zie het niet als eilandjes ín de zee maar als onderdeel ván de zee.
Felix (over triolen).
Het Koorboek van Eton is een verzameling prachtige manuscripten met Latijnse liturgische muziek gecomponeerd in de laat 15e eeuw
door verschillende Engelse componisten, die dagelijks op het Eton College werden uitgevoerd. Het bijzondere is dat een
deel van deze muziek de Reformatie heeft overleefd.
Het bestond uit 92 motetten (waarvan er 28 verloren zijn gegaan), en een Mattheus-passie.
In de 20e eeuw is deze muziek opnieuw uitgegeven in ‘normaal’ notenschrift.
De stijl van de stukken is doorgaans rijk versierd, meestal vijfstemmig, maar ook uitlopend tot negenstemmig.
Het koor van 36 zangers heeft een bloemlezing van verschillende componisten uit het choirbook geplukt, en dit prachtige renaissance repertoire middels 11 repetities drie maal uitgevoerd in kerken rond Haarlem op 15 en 16 februari 2014.
Het projectkoor
Sopraan: Anne Riemke van der Meer, Carolien Sloetjes, Elly van der Storm, Jos den Dikken, Lia Felix, Linda Cardozo, Margriet van der Werff, Mieke Hartman, Pon Kranen, Sibrechje Mulder, Simone Aarendonk
Alt: Anita Korringa, Annette Tepe, Antje Ehrenburg, Hilda Houtkoop, Ingeborg de Boois, Madeleine Snip, Michelle Overdorp, Oda van Cranenburgh
Tenor: Frank Harding, Frederik Hetsen, Harmen de Bruin, Henk Bulthuis, Pim Kramer, René Keet
Bas: Co Heemskerk, Dolf Bruinsma, Ed Stift, Gerard Braam, Herman vd Steenstraten, Koen de Groot, Pim Abbestee, Wessel Sloetjes, Wim de Groot, Wolf Ondracek
Toelichting op het Eton Choirbook programma
Het moet in de jaren tachtig geweest zijn dat ik in de Muziekbibliotheek van Den Haag voor het eerst de muziek uit het Eton Choirbook (plm. 1500) onder ogen kreeg. De fascinatie van toen is nooit over gegaan. In de loop van de tijd is mij echter gebleken dat het niet muziek is die je “er even bij” doet. Vandaar dat we dit project hebben georganiseerd met ’tijdelijke specialisten’, om meer thuis te raken in de stijl, de moeilijkheden maar vooral ook vanwege de pracht van deze muziek.
Het had overigens niet veel gescheeld of we hadden deze werken helemaal niet kunnen zingen. Tijdens de Reformatie zijn in Engeland talloze manuscripten verloren gegaan, meestal omdat de perkamenten werden gebruikt om de kaft van nieuwe bijbels te vullen. Ook van het Eton Choirbook is behoorlijk veel verdwenen: volgens de index (voorin in het manuscript) hadden er nog 29 composities meer in moeten staan, en van sommige stukken ontbreekt een pagina, zodat niet alle stemmen zijn overgeleverd. Die staan namelijk verdeeld over twee tegenover elkaar liggende bladen, meestal de hoge stemmen links en de lagere rechts, waarbij er soms een middenstem over twee pagina’s verdeeld is.
Er zijn nog twee andere manuscripten overgeleverd uit het Engeland van vóór de Reformatie, nl. het Caius Choirbook en het Lambeth Choirbook. Het is aan dit laatste manuscript te danken, dat we (via een kopie) het Magnificat van Fayrfax nog hebben.
De voornaamste reden dat deze koorboeken in onbruik zijn geraakt (naast natuurlijk het gebruik van het Latijn) is de sterke focus op de Mariaverering (typisch pre-reformatorisch katholiek); in het Eton Choirbook gaat het om 15 Salve Regina’s, 24 Magnificats en 11 Gaude Flore Virginali’s, daarnaast nog uitsluitend Mariateksten, behalve koordelen voor een Passie naar Mattheus en één canon over de apostelen. Opvallend is dat er zelfs geen mis of Requiem in staat, wat in de meeste andere manuscripten wel het geval is, zoals ook in het Lambeth Choirbook.
De muziek werd gekozen in de kapel van het Eton College, in 1440 opgericht door koning Hendrik de VIe. Het gaat om liturgische werken die tijdens de vespers gezongen werden. Een stuk of 8 jongens en 10 scholars werden speciaal opgeleid om deze diensten muzikaal op te luisteren. Over het algemeen zijn ze vier- of vijfstemmig, maar er zijn ook enkele zes-, zeven- en zelfs negenstemmige composities bij. De genoemde canon is 13-stemmig!
Van veel componisten (in totaal droegen 25 componisten bij aan het handschrift) is weinig bekend, ook niet precies wanneer ze leefden (weergegeven door “fl.”: floruit, “bloeitijd”), wat hun voornaam was (Fawkyner) of wat hun relatie met het Eton College was. Een aantal componisten is dan ook alleen maar bekend uit het Eton-manuscript zoals onder anderen Hacomplaynt.
Veel composities in het Eton-boek volgen een vast patroon, waarbij de gebeden zijn opgedeeld in gedeelten, waar de tekst in rood is geschreven en in zwart. Men vermoedt dat dat duidt op een verdeling tussen een solistisch groepje en het hele koor (in de teksten in dit boekje zijn de solistische gedeelten schuin gedrukt). De gebedsteksten zijn meestal in korte episodes opgedeeld, een eenzame uitzondering hierop is Gaude Rosa Sine Spina van Fawkyner, dat uit twee (lange) delen bestaat. Er is veel variatie in bezetting, maar ook daarin zijn vaste combinaties, zoals bijvoorbeeld het vaak voorkomende duet sopraan & bas. In de huidige uitvoering is er voor gekozen om iedereen uit de stemgroepen alle noten te laten zingen, maar wel met het bewustzijn van de virtuositeit van de solistische gedeelten. Dit is namelijk een zeer typerend kenmerk van deze muziek. Ook apart, maar niet uniek in de tijd (rond 1500) is het verschil in voortekens aan de sleutels, waarbij de bas meestal één mol extra heeft staan, maar soms zelfs twee. Daardoor ontstaat ook “automatisch” een steeds veranderend kleurenpalet aan toonsoorten.